Zomerbanden, all-season banden en winterbanden zijn ontworpen om optimale prestaties te leveren in verschillende weersomstandigheden. Hier zijn de belangrijkste verschillen tussen deze drie soorten banden:

  1. Zomerbanden:
    • Ontworpen voor warme temperaturen en droge wegen.
    • Rubbercompound is harder, wat zorgt voor betere grip op warme oppervlakken.
    • Grotere groeven en lamellen helpen bij het afvoeren van water, maar ze zijn minder geschikt voor ijs en sneeuw.
    • Minder geschikt voor winterse omstandigheden.
  2. All-season banden:
    • Een compromis tussen zomer- en winterbanden, bedoeld voor gematigde weersomstandigheden.
    • Zachtere rubbercompound dan zomerbanden, maar harder dan winterbanden.
    • Voorzien van profielkenmerken die redelijk presteren bij verschillende temperaturen en wegomstandigheden.
    • All-season banden kunnen het hele jaar door worden gebruikt, maar ze zijn niet optimaal voor extreem hete zomers of strenge winters.
  3. Winterbanden:
    • Specifiek ontworpen voor koude weersomstandigheden, inclusief sneeuw en ijs.
    • Zachte rubbercompound blijft flexibel bij lage temperaturen, wat zorgt voor een betere grip.
    • Diepere groeven en lamellen verbeteren de tractie op besneeuwde en ijzige wegen.
    • Winterbanden presteren aanzienlijk beter dan zomerbanden bij temperaturen onder 7 graden Celsius.

Het juiste type banden hangt af van het klimaat en de wegomstandigheden waarin je voornamelijk rijdt. In gebieden met duidelijke seizoenen kan het gebruik van specifieke banden voor elk seizoen de veiligheid en prestaties verbeteren. In regio’s met milde winters en weinig sneeuw kan een goede set all-season banden een praktische keuze zijn.